Dat antwoord geeft de gehele orgelhistorie: uitbreiden, wijzigen, perfectioneren, afbreken, opbouwen. En dat: vanaf de gedoodverfde Griekse orgel-uitvinder Ktesibos (170 voor Chr.) tot en met “Flentrop Revisited.”
Een waarlijk niet kleine geest als Messiaen heeft zijn Cavaille-Collorgel (Trinite Parijs) laten aanpassen aan zijn wensen. Langlais (St.Clotilde) en zijn voorganger Tournemire evenzo. Niets nieuws onder de zon. Dat is natuurlijk een groot risico, want niet iedere organist (componist) is een grote geest. De hele geschiedenis toont ons aan, dat bovengenoemde processen onvermijdelijk zijn in onze Europese historie.
Ook onze “monumentaal verantwoorde” (lees soms: museale) inzichten zijn het zoveelste stijl- en ingrepenverschijnsel in de lange keten van de (orgel-)historie. De museale bewaarzucht is in wezen een uiting van 19e eeuwse romantiek, waar de wortels liggen van deze gedachten. Ik hoef onze “geïnteresseerde lezertjes”(citaat Marten Toonder) niet opnieuw uit te leggen hoe zich de stijlinteresses om de tien jaar kunnen wijzigen; dus ook de orgelbouw-en restauratiepraktijken.
Credo's bestaan eenvoudigweg niet: wel verantwoorde of helaas onverantwoorde opvattingen. Let bijvoorbeeld eens op de oude orgelstrijd tussen Gergardus Havinga en Aenaeus Veldcanps in de 18e eeuw, toen de nieuwe Duitse richting het ging winnen in Alkmaar. (Grote Kerk) Het “Hollands traditionele ”credo werd deskundig en overtuigend (bleek later) beentje gelicht door Schnnitger. (“Modern”pedaal)
Uiteraard ben ik geheel niet voor kliederende willekeur in de orgelbouw. Gelukkig is dat terdege uitgereguleerd in ons rijke kikkerlandje. Maar ook onze in wezen muzikale bewaarzucht is aan historische en nabij-toekomstige schommelingen onderhevig. “Herstel in oude stijl” is een zeer relatief begrip. Zelfs de meest authentieke orgels, met authentieke blaasbalgen of reconstructies daarvan, zijn voorzien van een wel erg 20e eeuws contactslot plus ventilator. (Om maar ´s iets te noemen)
Het jongste officiële monument staat in de RK Bavo….met computer en straks met MIDI-uitrusting. Het is een illusie te menen, dat wij de orgelgeschiedenis kunnen hoeden. Dat werd in de “Neo-Barok” na W.O.II ook gemeend, vooral in de nieuwbouw. Het credo-achtige: “zeker weten” moest al spoedig plaatsmaken voor nieuwe stromingen, en weliswaar gewetensvolle hertintonaties en dispositiewijzigingen van de vroege, vaak indrukwekkende, mechanische orgels uit die jaren. De inmiddels historische kennis, (Cor + Bernard Edskes, en Goteborg) op orgelgebied, wordt gelukkig steeds meer pluriform.
Ook wij hebben in wezen, met al onze restaurerende en historiserende inzichten weinig anders gedaan in wezen dan onze voorgangers: de orgels aanpassen aan de smaak van onze (historiserende) tijd. We mogen ons gelukkig prijzen, dat zoiets gewetensvol is gebeurd. Ook restauraties zijn “slechts” de zoveelste ingrepen in het historisch verhaal van een kerkelijk muziekinstrument.
Peter schreef:
>
> Niemand heeft nog een antwoord op de simpele vraag: Waarom
> moesten die tremulanten aangepast worden aan hedendaags
> inzicht? Waarom moest een stuk karakteristieke klank (waar de
> tremulant in sommige passages daadwerkelijk onderdeel van
> uitmaakte) verdwijnen?
> En inherent: wat is de volgende stap om het orgel aan te
> passen aan het inzicht van de titulaire?
> Credo: pas je aan aan het instrument, in plaats dat het
> instrument zich moet aanpassen aan jouw tijdelijke wil!